
Oproepkrachten in dienst? Vergeet geen aanbod vaste arbeidsomvang!
Sinds de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (‘WAB’) geldt op grond van artikel 7:628a lid 5 BW voor werkgevers de verplichting om werknemers met een oproepovereenkomst - nadat deze twaalf maanden heeft geduurd - een aanbod voor een vaste arbeidsomvang te doen, die tenminste gelijk is aan de gemiddelde arbeidsomvang in de voorafgaande periode van twaalf maanden.
In een recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland heeft een oproepkracht met succes aanspraak gemaakt op het loon zoals bedoeld in artikel 7:628a lid 5 BW.
In dit geval ging het om een werkneemster die sinds 4 juni 2008 werkzaam was bij werkgever. Op grond van de WAB, zoals in werking getreden op 1 januari 2020, had de werkgever voor het eerst op 1 februari 2020 aan de werkneemster een aanbod voor vaste urenomvang moeten doen. Dit heeft de werkgever verzuimd. Ook in de jaren daarna heeft de werkgever dit verzuimd. De werkneemster heeft in 2023 een procedure gestart tegen de werkgever ter verkrijging van het loon over de vaste urenomvang die aan haar had moeten worden aangeboden.
De rechter wijst het verzoek tot betaling van dit loon toe en overweegt dat voor de berekening van dit loon in deze specifieke zaak moet worden uitgegaan van de gemiddelde omvang van de arbeid in 2019. Een andere uitleg zou namelijk tot gevolg hebben dat de werkgever zou profiteren van het niet aanbieden van een vaste urenomvang, omdat hij de werkneemster in de loop der jaren minder is gaan oproepen. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest van dit wetsartikel, aldus de rechter.
Werk je met oproepkrachten? Let dan op dat je na afloop van twaalf maanden een aanbod tot vaste arbeidsomvang doet. Doe je dat niet, dan kan een werknemer achteraf met een loonvordering komen die aardig kan oplopen. Zo’n loonvordering verjaart pas na vijf jaar, dus zelfs na verloop van een aantal jaren kunnen werknemers nog een loonvordering instellen.