
Gedwongen verkoop van de woning in kort geding; hoe werkt dat.
In zijn arrest van 31 maart 2023 heeft de Hoge Raad bepaald, dat de rechter in kort geding een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak kan uitspreken.
Ook kan de rechter in kort geding bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling, zoals in die bepaling bedoeld. Ook kan de rechter in kort geding een deelgenoot machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in art. 3:174 lid 1 BW.
Met deze voor de praktijk waardevolle uitspraak van de Hoge Raad is er een einde gekomen aan de onzekerheid of dergelijke vorderingen in kort geding mogelijk zijn. Met name gerechtshoven waren verdeeld over de vraag of medewerking aan verkoop van de woning in een kort geding procedure mogelijk is.
Een procedure in kort geding is namelijk bedoeld om op korte termijn een voorlopig oordeel te geven. De gevolgen van de verkoop en de daarop volgende levering van een woning lijken onomkeerbaar te zijn. Om die reden zouden vorderingen die betrekking hebben op medewerking aan verkoop van de woning niet geschikt zijn om in een kort geding af te doen, zo was de gedachte.
De Hoge Raad bepaalde echter anders. De verkoop van een tot een gemeenschap behorend goed (een woning bijvoorbeeld), om de opbrengst te verdelen, is een wijze van verdeling die in kort geding kan worden uitgesproken. Er wordt dan daarmee niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt.
Na deze uitspraak is te zien dat veelvuldig gebruik wordt gemaakt van het kort geding. De doorlooptijd van een kort geding procedure is immers veel korter dan van een bodemprocedure. Zo kan op relatief korte termijn een begin gemaakt worden met de verkoop van de gezamenlijke woning, als de andere partij niet meewerkt.
Spoedeisend belang
Echter, de eisende partij moet er nog steeds voor waken dat hij/zij een spoedeisend belang heeft bij de vordering, in die zin dat de uitkomst van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Zonder spoedeisend belang bij de vordering tot medewerking aan verkoop van de woning, moet de kort geding rechter de vordering afwijzen.
Voorbeelden hiervan zijn te vinden in drie uitspraken van de rechtbank Rotterdam, in twee uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, en een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland.
Ook het gerechtshof Amsterdam kwam in hoger beroep van een kort geding vonnis tot het oordeel dat het spoedeisend belang bij medewerking aan de verkoop van de woning ontbrak.
Alle genoemde uitspraken zijn gegeven na de al eerder genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 31 maart 2023.
Uit de uitspraken valt onder meer op te maken dat als je louter stelt niet meer geconfronteerd te willen worden met de ander als het gaat om de verkoop van de woning, er geen spoedeisend belang is.
De stelling dat de waarde van de woning zou dalen, waardoor onmiddellijke verkoop van de woning noodzakelijk is, was volgens de rechtbank Rotterdam onvoldoende onderbouwd en daardoor ontbrak het spoedeisend belang.
In beginsel kan het belang dat je een andere woning zou willen kopen een spoedeisend belang opleveren, maar dat voornemen moet dan wel voldoende concreet onderbouwd worden.
Ook als gesteld wordt dat je in financiële problemen komt, indien de gezamenlijke woning niet verkocht wordt, moet dat nader onderbouwd worden. Doe je dat niet, dan kan de rechter aannemen dat je geen spoedeisend belang hebt, ook niet als je daarbij stelt dat je duidelijkheid wilt hebben over de financiële afwikkeling van de relatie.
Als de eisende partij medewerking vordert aan toedeling van de woning aan zichzelf, maar in het midden laat of hij/zij hiertoe in staat is, ontbreekt ook een spoedeisend belang bij de vordering.
In de vrij specifieke zaak waar de rechtbank Noord-Holland over diende te oordelen, was het feit dat de man over voldoende liquide middelen beschikte om een woonruimte voor zichtzelf geschikt te maken en de lasten die verbonden zijn aan de echtelijke woning waar uitsluitend de vrouw in verbleef te blijven betalen doorslaggevend voor het oordeel dat de man geen spoedeisend belang had bij de vordering tot medewerking aan verkoop van de echtelijke woning.
Conclusie
Er is dus - nog steeds - een zeker risico om de vordering tot medewerking aan verkoop van de woning in kort geding in te stellen. De kort geding rechter zal altijd uit zichzelf (ambtshalve) moeten controleren of de eisende partij daadwerkelijk een spoedeisend belang heeft bij de vordering. Als het spoedeisend belang ontbreekt, zal de kort geding rechter niet of slechts ten dele tot een inhoudelijk oordeel van de vorderingen komen.