Nieuws

Einde aan partneralimentatie bij opnieuw samenwonen

Einde aan partneralimentatie bij opnieuw samenwonen

Op grond van de wet eindigt de verplichting om partneralimentatie te betalen op het moment dat de alimentatiegerechtigde partner opnieuw gaat samenwonen als ware er sprake is van een huwelijk of van een geregistreerd partnerschap.

Juridische criteria

Het einde van de partneralimentatieverplichting is definitief: mocht de nieuwe liefde (snel) voorbij zijn, dan herleeft de verplichting tot betalen van partneralimentatie niet. Om die reden vindt de Hoge Raad dat niet al te makkelijk moet worden aangenomen dat sprake is van samenleven als ware er sprake is van een huwelijk. De Hoge Raad1 heeft in vaste rechtspraak enkele strenge criteria ontwikkeld, waaraan voldaan moet zijn om te kunnen aannemen dat sprake is van samenleven als ware er sprake van een huwelijk:

  • tussen de alimentatiegerechtigde en de ander bestaat een affectieve relatie,
  • van duurzame aard,
  • die meebrengt dat zij elkaar wederzijds verzorgen,
  • met elkaar samenwonen,
  • en een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Pas als aan alle hiervoor genoemde criteria is voldaan, eindigt de verplichting van de ander om partneralimentatie aan zijn/haar gewezen echtgeno(o)t(e) te betalen.

Verdeling van de bewijslast

In de praktijk wordt door de alimentatiegerechtigde partij niet vaak betwist dat sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard. Veelal wordt door die partij wel gesteld dat geen sprake is van wederzijdse verzorging, samenwonen en (dus) het voeren van een gemeenschappelijke huishouding.

Als de alimentatiegerechtigde gemotiveerd betwist dat sprake is van een of meerdere hiervoor vermelde criteria, dan dient de alimentatieplichtige te bewijzen dat wel voldaan is aan het betreffende criterium/criteria. Dat blijkt niet eenvoudig te zijn, de alimentatieplichtige moet van goeden huize komen om het bewijs te kunnen leveren. Vaak wordt getracht dit bewijs te leveren door middel van foto’s en getuigenverklaringen van (bijvoorbeeld) de buren. Dit blijkt echter lang niet altijd afdoende te zijn.

Met enige regelmaat wordt dan ook een onderzoeksbureau ingeschakeld, om het bewijs te kunnen leveren dat de ander samenwoont. Een blik op de rechtspraak leert dat een goede en zorgvuldige rapportage waardevol bewijs kan opleveren. Een nadeel is dat dergelijke onderzoeken vaak kostbaar zijn en - uiteraard - niet altijd succesvol blijken te zijn.

De werkzaamheden van een onderzoeksbureau moeten in overeenstemming zijn met de wet (onder meer de Wet Bescherming Persoonsgegevens) en de in de branche toepasselijke gedragscodes. Mocht het onderzoeksbureau zich hier niet aan houden, dan bestaat de mogelijkheid dat de rechter het bewijs als onrechtmatig verkregen buiten beschouwing laat. Het is dus niet aan te raden om zomaar een “privédetective” in te schakelen.

Niet altijd is de inzet van een onderzoeksbureau noodzakelijk. In een zaak die diende voor het gerechtshof Amsterdam2 had de alimentatiegerechtigde partij (de vrouw) het haar ex-echtgenoot wel heel makkelijk gemaakt om het bewijs te leveren voor de stelling dat zij samenwoonde als ware sprake van een huwelijk. Het bewijs hiervoor had de vrouw namelijk zelf op Facebook gezet. Het gerechtshof vond dat (onder meer) uit de Facebookberichten voldoende duidelijk bleek dat er sprake was van samenleven als ware de vrouw gehuwd.

Omkering van de bewijslast bij bewijsnood?

Ten slotte nog even aandacht voor de bewijslastverdeling. Als gezegd, dient de alimentatieplichtige partij te bewijzen dat de andere partij samenwoont als ware sprake van een huwelijk. Hierop worden nauwelijks uitzonderingen gemaakt. De wet is op dit punt zeer duidelijk. Ook als de alimentatieplichtige partij in bewijsnood zit, bijvoorbeeld omdat de woonplaats van de alimentatiegerechtigde partner onbekend is, is er geen reden om aan te nemen dat de bewijslast omgedraaid moet worden.

Recent echter heeft de rechtbank Overijssel3 een omkering van de bewijslast aangenomen. In die zaak was de alimentatiegerechtigde partner (in dit geval de man) naar het buitenland vertrokken, waar hij een relatie heeft met een ander. De alimentatieplichtige partij (de vrouw) stelde dat de man daar samenwoonde als ware hij gehuwd, maar omdat de man in het buitenland verbleef, kon de vrouw het bewijs hiervoor niet leveren. De rechtbank vond in dit geval dat van de vrouw niet gevergd kon worden om in het buitenland onderzoek te doen naar het dagelijks leven van de man. Omdat de man de bewijsnood heeft veroorzaakt, heeft de rechtbank bepaald dat hij het bewijs moet leveren dat hij niet samenwoont als ware sprake van een huwelijk.

Kortom, bij beëindiging van partneralimentatie zijn de bewijspositie en de bewijsmiddelen van zeer groot belang. Vraag tijdig juridisch advies hieromtrent!
________________________________________________________________________________________________________________________
1) Zie onder meer HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1246
2) Gerechtshof Amsterdam 28 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3108
3) Rechtbank Overijssel 4 augustus 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:3118

Gerelateerde artikelen

Rechtsgebieden

Ervaring in alle zaken waarmee ondernemers in aanraking komen.

Contact

Dubbelsteynlaan West 39
3319 EK Dordrecht

Postbus 9069
3301 AB Dordrecht

T: +31 (0)78 630 00 00
F: +31 (0)78 630 00 22
E: info@dekoningadvocaten.nl

Algemeen

Deze website gebruikt cookies om uw ervaring te personaliseren en uw websitegebruik te analyseren.