
Coronavirus als reden om onder je contractuele verplichtingen uit te komen?
Kan corona een geldige reden zijn om een overeenkomst niet meer of nog maar gedeeltelijk te hoeven nakomen? Of meer juridisch gezegd, levert ‘corona’ een geslaagd beroep op ‘overmacht’ dan wel ‘onvoorziene omstandigheden’ op?
Dit is een vraag die in de huidige tijd nog al eens aan advocaten gesteld wordt. Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Veel hangt af van precieze bewoordingen van het contract, wat voor soort partijen het betreft (professionele partijen of niet), e.d.
Wat vinden rechters?
Dat corona zeker niet altíjd en voor een ieder een ‘vrijbrief’ is om je contractuele verplichtingen niet na te komen, blijkt uit de volgende uitspraken:
Kantonrechter Den Bosch d.d. 23 maart 2020
Op 23 maart 2020 heeft de kantonrechter in Den Bosch (ECLI:NL:RBOBR:2020:1763) beslist dat aan huurder, die had aangevoerd dat hij niet in staat was om de verhuurder te betalen, dit omdat zijn inkomsten als gevolg van de coronacrisis ernstig waren teruggelopen, geen beroep op overmacht toekwam.
De kantonrechter overwoog in deze uitspraak; “Voor zover [huurder] met diens verweer een beroep heeft willen doen op financieel onvermogen c.q. betalingsonmacht, geldt dat betalingsonmacht, hoe vervelend ook voor [huurder], in de risicosfeer van de huurder ligt en dat dit [huurder] niet van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst jegens [verhuurder] ontslaat”. Voorts merkte de kantonrechter nog op dat al vanaf de aanvang van de huurovereenkomst sprake was van te late betalingen door de huurder, terwijl toen nog helemaal geen sprake was van een coronacrisis.
Rechtbank Amsterdam d.d. 20 mei 2020
Op 20 mei 2020 heeft (ook) de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:2647) zich uitgesproken over de vraag of betalingsonmacht, ontstaan als gevolg van de coronacrisis, een beroep op onvoorziene omstandigheden dan wel overmacht rechtvaardigt.
Het ging in deze zaak om twee professionele vastgoedbeleggers, die een koopovereenkomst hadden gesloten zonder financieringsvoorbehoud over een aantal winkelpanden. Kort voor de levering beroept de koper zich op overmacht dan wel onvoorziene omstandigheden, omdat zij vanwege de coronacrisis de financiering niet rond krijgt. De rechtbank overweegt met betrekking tot het beroep op overmacht dat in dit geval de prestatie zelf, de levering van het onroerend goed, niet is belemmerd. Het notariaat werkt ondanks corona gewoon door en notariële leveringen kunnen plaatsvinden.
Het gaat om de voor de levering benodigde financiering, die volgens de koper niet kan worden verkregen, wat de verkoper betwist. Of dit juist is, kan echter in het midden blijven volgens de rechtbank, want ook indien het voor de koper als gevolg van de coronacrisis moeilijker is financiering te verkrijgen, is dit een omstandigheid die voor risico van koper komt. Partijen zijn geen financieringsvoorbehoud overeengekomen, noch een ander voorbehoud.
Zoals de verkoper terecht had opgemerkt, zijn beide partijen immers ervaren, professionele vastgoedbeleggers met een groot vermogen. De koper moet dus worden geacht zich bewust te zijn geweest van het risico dat zij aanging door een koopovereenkomst te sluiten zonder financieringsvoorbehoud. Zij heeft daarmee welbewust de kans aanvaard, dat zij geen financiering zou kunnen krijgen en toch zou moeten nakomen. Het beroep op overmacht slaagde dus niet.
Verder overwoog de rechtbank in deze zaak dat de coronacrisis zeker een uitzonderlijke omstandigheid is, die geen van partijen heeft kunnen voorzien, maar dat vervolgens de vraag is voor wiens rekening en risico die omstandigheid dient te komen. Dat is hier dus de koper die als professionele vastgoedbelegger - door geen financieringsvoorbehoud af te spreken - welbewust een risico heeft genomen, aldus de rechtbank. Ook het beroep op onvoorziene omstandigheden slaagde dus niet.
Conclusie
Uit de twee hierboven genoemde uitspraken blijkt wel dat betalingsonmacht door teruggelopen inkomsten als gevolg van de coronacrisis in de meeste gevallen geen geslaagd beroep op ‘overmacht’ dan wel ‘onvoorziene omstandigheden’ zal opleveren.
Voorts blijkt uit deze uitspraken dat niet steeds en onder àlle omstandigheden door iedere contractspartij met succes een beroep op ‘corona’ kan worden gedaan als excuus c.q. reden om onder contractuele verplichtingen uit te komen.
Verder is het belangrijk zich te realiseren dat de rechterlijke macht over het algemeen zeer terughoudend omgaat met het aanpassen en/of (gedeeltelijk) ontbinden van overeenkomsten vanwege ‘onvoorziene omstandigheden’. Dit was voor ‘corona’ niet anders. Voorop staat nog steeds ‘afspraak is afspraak’.
Alleen wanneer als gevolg van een onvoorziene omstandigheid (zoals corona waar het oude c.q. pre-corona contracten betreft) sprake is van een zodanige verstoring van het “contractuele evenwicht” dat het eisen van ongewijzigde nakoming door de andere partij niet langer redelijk is, dàn ligt aanpassing door de rechter c.q. gedeeltelijke ontbinding van het contract in de rede. De gevolgen van corona voor het betreffende contract moeten dan echter wel zodanig zijn dat deze buiten de normale bedrijfsrisico's vallen.
Tenslotte merk ik nog op dat corona uiteraard inmiddels geen ‘onvoorziene omstandigheid’ meer is. Voor nieuwe contracten geldt dan ook dat het niet kunnen nakomen als gevolg van de coronacrisis wordt ‘toegerekend’ aan de partij die niet kan nakomen, maar die heeft nagelaten de (eventuele) contractuele gevolgen van de coronacrisis voor de overeenkomst goed vast te leggen, bijvoorbeeld via de overmachtsclausule.