De “coronakorting” op de huur: steeds meer rechtspraak
De overheid heeft maatregelen genomen om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, maar welke invloed heeft dat op de huurprijs? Een vraag die de rechtspraak al meer dan een jaar bezighoudt.
De lijn in de rechtspraak is vooralsnog dat een huurder die door de overheidsmaatregelen omzet verliest, recht heeft op een tijdelijke verlaging van de huurprijs. Ik schrijf vooralsnog, omdat van de Hoge Raad een oordeel verwacht wordt over de juridische kwalificatie van de overheidsmaatregelen. Ook moet de Hoge Raad zich nog uitlaten over de wijze waarop een verlaging van de huurprijs moet worden bepaald.
De rechtbank Amsterdam is op 9 maart 2021 de eerste rechtbank geweest die een formule heeft gegeven voor het berekenen van de huurprijsverlaging. Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep (in een andere zaak) de formule op een belangrijke manier aangepast (link).
Inzet van het hoger beroep is de wijze geweest waarop de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) moet worden meegenomen in de berekening van de huurprijsverlaging. Anders dan de rechtbank heeft het gerechtshof geoordeeld dat het bedrag aan TVL waar de huurder recht op heeft eerst in mindering moet worden gebracht op de huurprijs. Op die aangepaste huurprijs, wordt dan een correctie toegepast. Dit heeft als gevolg dat de huurprijsverlaging lager uit zal vallen dan in het geval de formule van de rechtbank zal worden gevolgd.
De Hoge Raad moet zich nog uitlaten over deze kwestie. De noodzaak daartoe wordt steeds groter, nu is gebleken dat binnen de rechtspraak toch verschillend wordt gedacht over deze materie.